Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RVS:2023:2815

Raad van State
25-07-2023
26-07-2023
202304077/2/A3
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2023:3840, Overig
Omgevingsrecht
Voorlopige voorziening

Bij besluit van 2 juli 2020 heeft de raad van de gemeente Oisterwijk op de percelen van woningbouwlocatie Pannenschuur VI een voorkeursrecht gevestigd voor een periode van drie jaar. De gemeente wil een nieuwe woonwijk bouwen op de gronden aan de overkant van de weg waaraan de melkveehouderij van [wederpartijen] is. In verband met geurhinder moet een stal van het bedrijf van [wederpartijen] worden verplaatst naar een ander perceel. Daarover hebben [wederpartijen] en de gemeente een overeenkomst gesloten in 2018. Om te voorkomen dat [wederpartijen] hun gronden aan derden verkopen, heeft de raad het voorkeursrecht gevestigd op onder meer de percelen van [wederpartijen]. Zij moeten de gronden in dat geval eerst aan de gemeente aanbieden voordat zij die aan derden kunnen verkopen. [wederpartijen] zijn het daar niet mee eens.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

202304077/2/A3.

Datum uitspraak: 25 juli 2023

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:

de raad van de gemeente Oisterwijk,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West-­Brabant van 1 juni 2023 in zaak nrs. 21/1012 en 21/1068 in het geding tussen:

[wederpartij A] en [wederpartij B]

en

1.       het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk.

2.       de raad

Procesverloop

Bij besluit van 2 juli 2020 heeft de raad op de percelen van woningbouwlocatie Pannenschuur VI een voorkeursrecht gevestigd voor een periode van drie jaar.

Bij besluit van 20 januari 2021 heeft de raad het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 1 juni 2023 heeft de rechtbank, voor zover van belang, het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit op bezwaar vernietigd, het besluit van 2 juli 2020 herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de raad hoger beroep ingesteld.

Ook heeft de raad de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 12 juli 2023, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. H.X. Botter en mr. E.J.M. van der Ploeg, beiden advocaat in Breda, en ing. R.G.A. Mennen, en [wederpartijen], bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, rechtsbijstandsverlener in Apeldoorn, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       De gemeente wil een nieuwe woonwijk bouwen op de gronden aan de overkant van de weg waaraan de melkveehouderij van [wederpartijen] is. In verband met geurhinder moet een stal van het bedrijf van [wederpartijen] worden verplaatst naar een ander perceel. Daarover hebben [wederpartijen] en de gemeente een overeenkomst gesloten in 2018. Om te voorkomen dat [wederpartijen] hun gronden aan derden verkopen, heeft de raad het voorkeursrecht gevestigd op onder meer de percelen van [wederpartijen]. Zij moeten de gronden in dat geval eerst aan de gemeente aanbieden voordat zij die aan derden kunnen verkopen. [wederpartijen] zijn het daar niet mee eens.

2.1.    De rechtbank heeft hen gelijk gegeven. Zij heeft het besluit op bezwaar vernietigd en het besluit van 2 juli 2020 herroepen in verband met de in 2018 gesloten overeenkomst. Het voorkeursrecht doorkruist deze overeenkomst volgens de rechtbank.

2.2.    Op 29 juni 2023 heeft de raad de Structuurvisie Pannenschuur VI (hierna: de structuurvisie) vastgesteld. Daardoor is het voorkeursrecht met drie jaar verlengd tot 2026.

Het verzoek

3.       De raad verzoekt om in ieder geval de aangevallen uitspraak te schorsen totdat op zijn hoger beroep in de bodemprocedure is beslist.

Hij betoogt dat er spoedeisend belang is omdat er door de herroeping door de rechtbank nu geen voorkeursrecht rust op de percelen van [wederpartijen]. De percelen kunnen dus elk moment worden verkocht aan derden en dat heeft onomkeerbare gevolgen, aldus de raad.

De raad voert verder aan dat de rechtbank had moeten toetsen aan artikel 5 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: de Wvg). De inhoud van de overeenkomst uit 2018 kan daar volgens de raad niet aan afdoen. Voor zover de overeenkomst een rol kon spelen, hoefde dat niet te leiden tot herroeping van het primaire besluit en had de rechtbank kunnen volstaan met de vernietiging van het besluit op bezwaar.

Beoordeling van het verzoek

- Is er een spoedeisendheid belang?

4.       De voorzieningenrechter oordeelt dat de raad een spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Daarvoor is het volgende van belang. Uit artikel 9, derde lid, van de Wvg volgt dat als voor het vervallen van de looptijd van het voorkeursrecht een structuurvisie is vastgesteld, het voorkeursrecht wordt verlengd. In dit geval heeft de raad gebruik gemaakt van die mogelijkheid door een structuurvisie vast te stellen op 29 juni 2023 en daarmee binnen 3 jaar na het besluit tot vestiging van het voorkeursrecht op 2 juli 2020. [wederpartijen] betwisten dat in dit geval is voldaan aan de wettelijke vereisten voor de vaststelling van een structuurvisie en betogen dat het besluit tot vaststelling van de structuurvisie onrechtmatig is. Zij menen daarom dat er geen voorkeursrecht meer rust op hun percelen. Naar hun mening zou het voorkeursrecht in verband met die gestelde gebreken in de besluitvorming over de structuurvisie niet op grond van genoemd artikel 9, derde lid, zijn verlengd en zou het daarmee dus zijn beëindigd. De voorzieningenrechter zal, zoals onder 5 ook aan de orde komt, in deze procedure nog geen inhoudelijk oordeel geven over dat betoog. Op de zitting hebben [wederpartijen] desgevraagd niet toegezegd dat zij tot de uitspraak in de bodemzaak zullen afzien van verkoop van de gronden. Mochten zij de gronden verkopen voor de behandeling van de bodemzaak in hoger beroep van de raad dan ontstaat een onomkeerbare situatie. Dat is voldoende om in dit geval spoedeisend belang van de raad aan te nemen.

- Is er reden het verzoek in te willigen?

5.       De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag met ja.

De redenen zijn de volgende. In deze zaak ligt de rechtsvraag voor of de gestelde gebreken aan de structuurvisie ook betekenen dat het voorkeursrecht niet is verlengd. De beantwoording van die vraag vergt nader onderzoek en kan beter worden beoordeeld in de bodemprocedure, zoals ook [wederpartijen] op de zitting hebben gezegd. Voor de voorzieningenrechter is verder niet buiten twijfel dat de aangevallen uitspraak onverkort standhoudt. Voor het oordeel van de rechtbank zijn namelijk geen directe aanknopingspunten in de huidige rechtspraak over de toepassing van de Wvg. Daarbij komt het algemene belang van de raad om te voldoen aan de vraag naar woningen. Dit belang weegt in dit geval zwaarder dan het belang van [wederpartijen] om hun gronden voor de einduitspraak te kunnen verkopen zonder die eerst aan te bieden aan de gemeente. Een ander oordeel zou de behandeling van de bodemzaak in deze procedure betekenisloos maken, als [wederpartijen] hun gronden dan hebben verkocht en geleverd aan derden. Om onomkeerbaar nadeel aan de kant van de raad te voorkomen voordat de Afdeling in de bodemprocedure zal hebben beslist, is er dus aanleiding de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, te schorsen.

Slotsom

6.       Het verzoek moet worden toegewezen op de wijze als hierna aangegeven.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

schorst de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 1 juni 2023, voor zover daarbij het besluit van de gemeenteraad van Oisterwijk van 21 januari 2021 tot ongegrondverklaring van de bezwaren tegen het besluit van die raad van 2 juli 2020 tot vestiging van een voorkeursrecht is vernietigd en dat laatste besluit is herroepen.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.

w.g. Polak

voorzieningenrechter

w.g. Van Tuyll van Serooskerken

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2023

290

 

BIJLAGE

 

Wet voorkeursrecht gemeenten

Artikel 5:

1. In afwijking van de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, komen voor aanwijzing ook in aanmerking gronden die nog niet zijn opgenomen in een bestemmingsplan, inpassingsplan, of structuurvisie, maar waarbij in het besluit tot aanwijzing aan de betrokken gronden een niet-agrarische bestemming wordt toegedacht en waarvan het gebruik afwijkt van die bestemming. In het besluit tot aanwijzing wordt aangegeven of nadien nog zal worden overgegaan tot het vaststellen van een structuurvisie.

2. Artikel 3, tweede en derde lid, is van toepassing.

Artikel 9:

1.[…]

3. Een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 5 vervalt van rechtswege drie jaar na dagtekening, tenzij voor dat tijdstip een structuurvisie, bestemmingsplan of inpassingsplan is vastgesteld.

4. […].

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.