202200896/1/R4 en 202202086/1/R4.
Datum uitspraak: 15 november 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in de gedingen tussen:
[appellant], wonend te Montfoort,
de raad van de gemeente Montfoort,
verweerder.
Bij besluit van 13 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Reparatie 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012" (hierna: het reparatieplan) vastgesteld.
Bij besluit van 7 februari 2022 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "[locatie 1] en [locatie 2]" (hierna: het plan Willeskop) niet vast te stellen.
Tegen deze besluiten heeft [appellant] afzonderlijke beroepen ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend in de beroepsprocedure tegen het besluit van 13 december 2021.
De Afdeling heeft de zaken gelijktijdig ter zitting behandeld op 28 juli 2023, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.H. Hartman, rechtsbijstandverlener te Hedel, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.J.F. Plate en mr. E. van Doorn, vergezeld door W. van Wikselaar, wethouder van de gemeente Montfoort, zijn verschenen. Voorts zijn op de zitting [partij A], bijgestaan door mr. C.A. van Kooten-de Jong, en [partij B], vertegenwoordigd door mr. Van Kooten-de Jong, vergezeld door [gemachtigde], als partij gehoord.
1. appellant] is eigenaar van het perceel [locatie 2]. Op het [locatie 2] is een paardenhouderij gevestigd. [locatie 2] grenst aan het perceel [locatie 1]. [locatie 1] is eigendom van [partij B]. Op [locatie 1] is een kleinschalige paardenhouderij gevestigd. [locatie 2] is in 2006 kadastraal afgescheiden van [locatie 1].
De raad heeft op 26 oktober 2015 het bestemmingsplan "1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012" (hierna: het herzieningsplan) vastgesteld. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 24 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1353, het herzieningsplan op verschillende onderdelen vernietigd en de raad opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen dat niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) hoeft te worden voorbereid. Die vernietiging heeft onder meer betrekking op [locatie 2].
Bij het bestreden besluit van 13 december 2021 heeft de raad ten dele uitvoering gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 24 mei 2017. Ten dele, omdat het reparatieplan geen betrekking heeft op [locatie 2]. Voor [locatie 2] werd het plan Willeskop voorbereid. [locatie 1] is daarbij meegenomen, omdat de percelen [locatie 1] en [locatie 2] een bouwvlak delen.
Het ontwerp van het plan Willeskop heeft daarvoor nog ter inzage gelegen, van 31 maart 2021 tot en met 11 mei 2021. Dat ontwerp voorziet in ruimere gebruiks- en bouwmogelijkheden op [locatie 2] dan die waarin het herzieningsplan voorzag. Dat ontwerp strekt ook verder dan de opdracht die de Afdeling bij haar uitspraak van 24 mei 2017 voor [locatie 2] aan de raad heeft gegeven, omdat die opdracht geen betrekking heeft op verruiming van de in het herzieningsplan vervatte gebruiks- en bouwmogelijkheden. In verband met die verruiming hebben [appellant] en de gemeente Montfoort in 2021 een zogenoemde anterieure overeenkomst gesloten.
Bij besluit van 7 februari 2022 heeft de raad besloten het plan Willeskop niet vast te stellen.
Het beroep tegen de vaststelling van het reparatieplan
2. De raad betoogt dat [appellant] geen belang heeft bij het besluit tot vaststelling van het reparatieplan.
Dat betoog faalt. Het beroep van [appellant] is gericht tegen dat besluit, voor zover de raad daarbij [locatie 2] buiten de grenzen van het reparatieplan heeft gehouden. [appellant] is eigenaar van [locatie 2] dat aan de noord-, west- en zuidzijde grenst aan het plangebied van het reparatieplan. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat [appellant] niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
3. [ appellant] betoogt dat de raad ten onrechte [locatie 2] buiten het reparatieplan heeft gehouden. [appellant] voert aan dat de raad [locatie 2] bij het reparatieplan had moeten betrekken voor het geval de raad het plan Willeskop niet zou vaststellen.
3.1. Uit de uitspraak van de Afdeling van 24 mei 2017 volgt niet dat de raad de vernietigde plandelen niet in onderscheiden besluiten mag repareren. Gelet daarop heeft de raad beleidsruimte bij het bepalen van de begrenzing van het reparatieplan en het plan Willeskop. Deze beleidsruimte is echter niet zo groot dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat tussen [locatie 2] en het gebied van het reparatieplan een zodanige samenhang bestaat dat [locatie 2] om die reden in het reparatieplan opgenomen had moeten worden. Ook was de raad niet gehouden om [locatie 2] deel te laten uitmaken van het plangebied van twee separate ontwerpplannen voor het geval één daarvan niet zou worden vastgesteld (zoals is gebeurd). Gelet op wat [appellant] heeft aangevoerd, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing een goede ruimtelijke ordening dient.
Het beroep tegen het niet vaststellen van het plan Willeskop
4. [ appellant] betoogt dat in het ontwerpplan Willeskop een deugdelijke ruimtelijke onderbouwing is gegeven als opgedragen door de Afdeling in haar uitspraak van 24 mei 2017, alsmede voor de overige in dat ontwerpplan voorziene gebruiks- en bouwmogelijkheden. De raad heeft in weerwil daarvan weliswaar besloten het plan Willeskop niet vast te stellen, maar had dat besluit van een deugdelijke en ruimtelijk relevante motivering moeten voorzien. Een dergelijke motivering ontbreekt, zo betoogt [appellant].
4.1. Bij het besluit over de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsruimte en moet hij de betrokken belangen afwegen. De Afdeling maakt die belangenafweging niet zelf, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit om het bestemmingsplan niet vast te stellen in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
4.2. Het raadsvoorstel om het plan Willeskop vast te stellen is tijdens de raadsvergadering van 7 februari 2022 met zeven stemmen voor en acht stemmen tegen verworpen. In het schriftelijke verslag van deze raadsvergadering zijn de standpunten weergegeven die de verschillende raadsleden voorafgaand aan deze stemming naar voren hebben gebracht. Voor de motivering van de weigering van de raad om het plan Willeskop vast te stellen, kan alleen worden verwezen naar dat verslag, omdat de raad in aanvulling daarop geen nadere motivering voor deze weigering heeft gegeven. Uit dat verslag kan echter niet eenduidig worden afgeleid op grond van welke argumenten de raad het plan Willeskop heeft geweigerd vast te stellen. Niet duidelijk is hoe de raad de verschillende standpunten heeft beoordeeld en gewogen. Ook is niet duidelijk welke standpunten voor de raad doorslaggevend zijn geweest voor die weigering. En dat terwijl het raadsvoorstel ertoe strekte het plan Willeskop vast te stellen en daartoe een motivering bevatte. Daarbij is in de toelichting bij het ontwerp van het plan Willeskop uitgebreid op diverse ruimtelijke aspecten ingegaan. Niet duidelijk is op grond van welke ruimtelijk relevante motivering de raad desondanks heeft geweigerd het plan Willeskop vast te stellen. Hoewel de raad, zoals gezegd, beleidsruimte toekomt bij het al dan niet vaststellen van een bestemmingsplan, moet de raad zijn besluit wel deugdelijk motiveren. Dat heeft de raad in strijd met artikel 3:46 van de Awb niet gedaan. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:736.
5. Het beroep tegen het besluit van 13 december 2021 is ongegrond. Het beroep tegen het besluit van 7 februari 2022 is gegrond. Het besluit van 7 februari 2022 moet worden vernietigd.
6. De raad zal met inachtneming van deze uitspraak opnieuw moeten beoordelen of hij het plan Willeskop wil vaststellen. De raad zal zijn besluit deugdelijk moeten motiveren aan de hand van ruimtelijk relevante argumenten en hij zal daarbij een inzichtelijke afweging van alle belangen moeten verrichten. Daarbij kan de raad terugvallen op de reeds gevoerde procedure en is het niet noodzakelijk om de gehele procedure van afdeling 3.4 van de Awb opnieuw te doorlopen.
7. De Afdeling merkt nog op dat de raad als gevolg van deze uitspraak nog steeds niet volledig heeft voldaan aan de opdracht die zij bij haar uitspraak van 24 mei 2017 aan de raad heeft gegeven over [locatie 2]. Op de zitting heeft de raad daarover toegelicht dat hij tegen het einde van 2023 een nieuw ruimtelijk beleidskader voor paardenhouderijen wil vaststellen, dat dit nieuwe beleidskader ter inzage is gelegd en dat dit kader relevant kan zijn voor de vraag of het plan Willeskop ruimtelijk aanvaardbaar kan worden geacht. Daarom wil de raad pas na de vaststelling van het beleidskader een nieuw besluit nemen over de vaststelling van het plan Willeskop. [appellant] is het op dit punt eens met de raad. Omdat de Afdeling in wat de overige partijen hebben aangevoerd geen reden ziet om van deze door de raad voorgestelde volgorde af te wijken, ziet de Afdeling geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Wel ziet de Afdeling aanleiding om te bepalen dat de raad uiterlijk op 1 februari 2024 opnieuw een besluit dient te nemen over de vaststelling van het plan Willeskop.
8. De raad moet de proceskosten van [appellant] vergoeden, voor zover die samenhangen met de vernietiging van het besluit van 7 februari 2022.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Montfoort van 13 december 2021 om het bestemmingsplan "Reparatie 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012" vast te stellen, ongegrond;
II. verklaart het beroep van [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Montfoort van 7 februari 2022 om het bestemmingsplan "[locatie 1] en [locatie 2]" niet vast te stellen, gegrond;
III. vernietigt het besluit van 7 februari 2022;
IV. draagt de raad van de gemeente Montfoort op om uiterlijk op 1 februari 2024 een nieuw besluit te nemen omtrent de vaststelling van bestemmingsplan "[locatie 1] en [locatie 2]" en dit besluit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze en binnen de daarvoor gestelde termijn bekend te maken;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Montfoort tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep tegen het besluit van 7 februari 2022 opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Montfoort aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 voor het beroep tegen het besluit van 7 februari 2022 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023