202204002/1/R2.
Datum uitspraak: 20 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Berkel-Enschot, gemeente Tilburg,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Tilburg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 april 2022 heeft de raad het exploitatieplan "Koningsoord 2021 eerste herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant], [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant], [appellant A] en [appellant B] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 6 september 2023, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door T. Delforterie en J. van Engelen en bijgestaan door mr. J.S. Procee, advocaat in Den Haag, zijn verschenen. Verder is op zitting Heijmans Vastgoed B.V., vertegenwoordigd door mr. W.J. Bosma, advocaat in Den Haag, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een exploitatieplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het exploitatieplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 25 oktober 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. In de herziening van het exploitatieplan worden de kosten voor werken en werkzaamheden geactualiseerd, de inbrengwaarde van de grond waarvoor nog geen omgevingsvergunning is verleend opnieuw bepaald en de grondopbrengsten van het te realiseren vastgoed waarvan de omgevingsvergunning is verleend bepaald. Het oorspronkelijke exploitatieplan "Koningsoord Berkel-Enschot 2017" is op 31 januari 2018 samen met het gelijknamige bestemmingsplan voor de gronden in het gebied Koningsoord vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van woningbouw en commerciële voorzieningen mogelijk.
2.1. [appellant], [appellant A] en [appellant B] zijn (voormalig) eigenaren van gronden in het exploitatiegebied en klagen dat zij geen gelegenheid voor inspraak hebben gehad, omdat [appellant] de post met uitnodiging voor inspraak niet heeft ontvangen.
Ontvankelijkheid
3. De raad betoogt terecht dat [appellant] geen belanghebbende is bij de herziening van het exploitatieplan en dat het beroep voor zover hij dat heeft ingesteld niet-ontvankelijk is. Hij was namelijk op het moment van de herziening geen eigenaar van gronden in het exploitatiegebied en heeft voor gronden in dat gebied ook geen grondexploitatieovereenkomst gesloten (artikel 8.2, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening). Daarnaast is ook niet op een andere manier gebleken van belangen van [appellant] die rechtstreeks betrokken zijn bij de herziening van het exploitatieplan.
Geen inspraak
4. [appellant] heeft op zitting namens [appellant A] en [appellant B] toegelicht dat hun beroep uitsluitend gaat over de omstandigheid dat de raad hen niet in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. [appellant] heeft namelijk als gemachtigde post niet ontvangen, waardoor hij niet op tijd met de raadsgriffie contact kon hebben over de inspraakgelegenheid. Hij had inspraak moeten hebben, omdat hij de raad wilde informeren over fouten in de herziening van het exploitatieplan. De Afdeling begrijpt dit betoog zo dat de raad volgens [appellant A] en [appellant B] de herziening van het exploitatieplan onzorgvuldig heeft vastgesteld, omdat een onjuiste procedure is doorlopen.
4.1. De raad heeft de herziening van het exploitatieplan zorgvuldig vastgesteld. Het bieden van gelegenheid om gehoord te worden voorafgaand de vaststelling van het exploitatieplan maakt namelijk geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde planprocedure. Ook de Inspraakverordening van de raad bevat geen verplichting daarvoor. Hoewel de Afdeling er begrip voor heeft dat [appellant A] en [appellant B] meer betrokken wilden zijn bij de totstandkoming van het exploitatieplan, heeft de raad geen aanleiding hoeven zien om hen toch te horen. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5. Het beroep voor zover ingesteld door [appellant] is niet-ontvankelijk. Het beroep voor zover ingesteld door [appellant B] en [appellant A] is ongegrond.
6. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep voor zover ingediend door [appellant] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep voor zover ingediend door [appellant B] en [appellant A] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Ahmady-Pikart
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2024
638-1079