202304614/1/A2.
Datum uitspraak: 10 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank OostBrabant van 2 juni 2023 in zaak nr. 22/3139 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van bestuur van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (hierna: NWO).
Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2022 heeft NWO de aanvraag om subsidie voor het project ‘Towards a transition to Multihelix Smart Health 4U’ (hierna: het project) afgewezen.
Bij besluit van 8 november 2022 heeft NWO het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 2 juni 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
NWO heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en NWO hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 1 mei 2024, waar [appellant] en het bestuur van NWO, vertegenwoordigd door mr. T.R. van der Sluis, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Deze zaak gaat over de vraag of [appellant] belanghebbende is bij het besluit van NWO om de subsidieaanvraag af te wijzen.
Voorgeschiedenis
2. Op 25 januari 2022 heeft dr. ir. F.C.A. Veraart, verbonden aan de Technische Universiteit Eindhoven (hierna: TU/E) en hoofdaanvrager van de subsidie, de subsidieaanvraag voor het project ingediend. Dit heeft hij gedaan mede namens het consortium dat verantwoordelijk is voor het opstellen van de aanvraag en uitvoering van het project (paragraaf 3.1 van de Call for proposals). Het consortium bestaat naast Veraart uit dr. B.M. Sadowski MSc (TU/E), dr. ir. M. de Graaf (Fontys hogeschool) en prof. dr. W.J. Kop (Universiteit Tilburg). Naast de aanvragers zijn er drie co-financiers (Philips, Atos en de gemeente Eindhoven) en drie samenwerkingspartners (De Nederlandse Defensie Academie, Coöperatieve vereniging AiREAS en Waterschap De Dommel).
3. Bij besluit van 7 juli 2022 heeft NWO de subsidieaanvraag afgewezen. [appellant] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 8 november 2022 heeft NWO dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Hieraan heeft NWO ten grondslag gelegd dat [appellant] geen belanghebbende is bij het besluit van 7 juli 2022. Hij heeft als niet-aanvrager van de subsidie namelijk slechts een afgeleid belang.
Uitspraak van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat [appellant] geen belanghebbende is bij het besluit tot afwijzing van de subsidie. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende zoals bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De subsidieaanvraag is ingediend door een aantal (hoofd)docenten en hoogleraren van de TU/E. [appellant] is niet als hoofd- of medeaanvrager of als wettelijk vertegenwoordiger van de TU/E bij de (afwijzing van de) subsidieaanvraag betrokken, en heeft daarom geen rechtstreeks belang bij het besluit tot afwijzing van de subsidieaanvraag. Dat [appellant] als beoogd toekomstig onderzoeker in het project werkzaam zou zijn, leidt volgens de rechtbank ook niet tot het oordeel dat hij een eigen zelfstandig belang heeft. De stelling van [appellant] dat de afwijzing van de subsidieaanvraag mogelijk zijn reputatie als expert op het gebied van innovatie schaadt, is een onzeker, afgeleid belang. Dat NWO de klachten van [appellant] heeft afgewezen en hem in overweging heeft gegeven bezwaar te maken tegen de afwijzing van de subsidieaanvraag, betekent niet dat hieraan de conclusie kan worden verbonden dat [appellant] dus belanghebbende is. Evenmin volgt dit uit de door [appellant] overgelegde e-mail van de Nationale Ombudsman.
Hoger beroep en de beoordeling daarvan
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij als aandrijver van het project wel degelijk een zelfstandig eigen belang heeft. Daarbij is relevant dat hij de initiator is van het project, organisator van het consortium en de schrijver van de subsidieaanvraag. Daarnaast heeft hij een zelfstandig eigen belang vanuit een fundamenteel recht op arbeid, aldus [appellant]. Hij had immers concreet zicht op een arbeidsovereenkomst als de subsidie was verleend. Verder heeft hij een zelfstandig eigen belang, omdat hij mogelijk reputatieschade lijdt doordat de subsidieaanvraag is afgewezen. Tot slot is zijn zelfstandig eigen belang erin gelegen dat hij door de wijze van klachtbehandeling van NWO geen beroepsmogelijkheid heeft als hij niet als belanghebbende wordt aangemerkt, aldus [appellant].
5.1. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
5.2. In beginsel is alleen de aanvrager of de beoogd begunstigde van een subsidie belanghebbende bij een afwijzend besluit over de subsidieaanvraag. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, kan onder omstandigheden ook iemand anders dan de aanvrager of de beoogd begunstigde van de subsidie belanghebbende zijn. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1984. In de zaak die tot deze uitspraak heeft geleid, werden medewerkers van het Metropole Orkest door het subsidieverleningsbesluit geraakt in een aan het fundamenteel recht op arbeid ontleend belang, ter bescherming waarvan toegang tot de bestuursrechter hun niet mocht worden onthouden.
5.3. [appellant] is niet de aanvrager of de beoogd begunstigde van de aangevraagde subsidie. Niet is gebleken dat hij lid is van het consortium dat de subsidieaanvraag heeft ingediend. Hij kan daarom ook niet als mede-aanvrager worden aangemerkt. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij weliswaar niet de mede-aanvrager was, maar wel de initiator van het project, de organisator van het consortium en de schrijver van de subsidieaanvraag. Dat hij feitelijk de aanvrager was van de subsidie volgt dus niet uit de subsidieaanvraag en de andere door [appellant] overgelegde stukken. Omdat [appellant] niet de subsidieaanvrager is, is ook niet aannemelijk dat hij reputatieschade lijdt als gevolg van het afwijzingsbesluit. Hoewel [appellant] in de aanvraag wordt genoemd in de tabel "other parties, to be hired for the execution of the research", kan hieraan niet de conclusie worden verbonden dat hij door de afwijzing dus wordt geraakt in een fundamenteel recht op arbeid. Dit gaat namelijk om een potentiële, toekomstige en dus nog onzekere betrekking.
5.4. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat [appellant] geen belanghebbende is bij het afwijzingsbesluit. Dit betekent dat hij geen recht heeft om rechtsmiddelen in te stellen tegen het afwijzingsbesluit. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
7. NWO hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. W. den Ouden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024
705-1067