Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RVS:2024:4154

Raad van State
16-10-2024
16-10-2024
202206903/1/A3
Bestuursrecht
Hoger beroep

Bij besluit van 7 oktober 2022 heeft de burgemeester van Schiedam aan [wederpartij] ingevolge artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod voor de duur van tien dagen opgelegd, met ingang van 7 oktober 2022 om 21:16 uur tot 17 oktober 2022 om 21:16 uur. Ten tijde van het besluit van 7 oktober 2022 woonde [wederpartij] samen met zijn toenmalige partner en twee kinderen in Schiedam. Op 7 oktober 2022 heeft de broer van achterblijfster een melding gedaan van huiselijk geweld. Naar aanleiding van deze melding zijn door het Centrum voor Dienstverlening en de politie in totaal drie Risicotaxatie-instrumenten Huiselijk Geweld opgesteld. Op basis daarvan heeft de burgemeester een huisverbod aan [wederpartij] opgelegd voor de duur van tien dagen. Ondanks dat de verklaringen van [wederpartij] en achterblijfster niet overeenkomen, zou een huisverbod de noodzakelijke rust kunnen bieden tussen beiden, aldus de burgemeester. De rechtbank heeft geconstateerd dat er alleen vaststaat dat er sprake is van ruzies tussen partijen sinds een maand. Naar het oordeel van de rechtbank is dit op zichzelf onvoldoende voor een huisverbod.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

202206903/1/A3.

Datum uitspraak: 16 oktober 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de burgemeester van Schiedam,

appellant,

tegen de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 14 oktober 2022 in zaak nr. C/10/645965/ FA RK 22-7138 in het geding tussen:

de burgemeester

en

[wederpartij].

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2022 heeft de burgemeester aan [wederpartij] ingevolge artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: de Wth) een huisverbod voor de duur van tien dagen opgelegd, met ingang van 7 oktober 2022 om 21:16 uur tot 17 oktober 2022 om 21:16 uur.

Bij mondelinge uitspraak van 14 oktober 2022 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld.

[wederpartij] heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De burgemeester heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2024, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. E.C. Smith, advocaat te Zoetermeer, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. N. Roos, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Ten tijde van het besluit van 7 oktober 2022 woonde [wederpartij] samen met zijn toenmalige partner (hierna: achterblijfster) en twee kinderen in Schiedam. Op 7 oktober 2022 heeft de broer van achterblijfster een melding gedaan van huiselijk geweld. Naar aanleiding van deze melding zijn door het Centrum voor Dienstverlening (hierna: het CVD) en de politie in totaal drie Risicotaxatie-instrumenten Huiselijk Geweld (hierna: de RiHG’s) opgesteld. Op basis daarvan heeft de burgemeester een huisverbod aan [wederpartij] opgelegd voor de duur van tien dagen. Ondanks dat de verklaringen van [wederpartij] en achterblijfster niet overeenkomen, zou een huisverbod de noodzakelijke rust kunnen bieden tussen beiden, aldus de burgemeester.

Juridisch kader

2.       Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wth kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9.

Uitspraak van de rechtbank

3.       De rechtbank heeft geconstateerd dat er alleen vaststaat dat er sprake is van ruzies tussen partijen sinds een maand. Naar het oordeel van de rechtbank is dit op zichzelf onvoldoende voor een huisverbod. Volgens de rechtbank zijn er in dit dossier voldoende mogelijkheden om de verklaring van achterblijfster met objectieve gegevens te onderbouwen. Zij noemt als voorbeeld dat dit had gekund door een proces-verbaal van de politieagenten ter plaatse over bijvoorbeeld de wond die achterblijfster in haar nek stelt te hebben naar aanleiding van de bedreiging met een schaar/mes of de verklaring van een arts over de verwondingen van achterblijfster. In het rechtbankdossier is niet een dergelijk stuk of iets anders objectiefs terug te vinden en daarmee lijkt het huisverbod slechts gebaseerd op de verklaringen van [wederpartij] en achterblijfster, terwijl die niet met elkaar stroken. Het besluit tot oplegging van het huisverbod is daarom in strijd met artikel 2 van de Wth, aldus de rechtbank.

Gronden en beoordeling hoger beroep

4.       De burgemeester kan zich niet vinden in het oordeel van de rechtbank. Hij stelt dat wel was gebleken van een onmiddellijk dreigend gevaar of in ieder geval een ernstig vermoeden daarvan. De rechtbank stelt te zware eisen aan het opleggen van een huisverbod door aan te geven dat de burgemeester dit pas mag nadat eerst bijvoorbeeld medische verklaringen zijn ingewonnen, getuigen zijn gehoord en een eventueel strafdossier door de burgemeester is geraadpleegd. Hij wijst erop dat de oplegging van een huisverbod een spoedeisende bestuursrechtelijke beslissing is en geen strafrechtelijke beslissing. Daarom mag een burgemeester bij het nemen van die beslissing vertrouwen op de deskundigheid van zowel een hulpofficier van justitie als het CVD. Hierbij doet de burgemeester niet aan waarheidsvinding. Vanwege de spoedeisendheid is het niet mogelijk om alle relevante feiten te betrekken bij het nemen van een dergelijk besluit. Soms zijn immers nog niet alle relevante feiten bekend op het moment dat een tijdelijk huisverbod nodig is.

5.       De burgemeester voert aan dat hij dus de deskundigenadviezen, waarin een huisverbod werd geadviseerd, mocht volgen zonder nader onderzoek. Hij verwijst naar de drie RiHG’s van 7 oktober 2022 en op het politierapport van 7 oktober 2022 van de situatie ter plaatse. Uit de RIHG’s van 7 oktober 2022 volgt volgens hem dat er een geweldsincident heeft plaatsgevonden tussen [wederpartij] en achterblijfster, waarbij twee minderjarige kinderen in de woning aanwezig waren. [wederpartij] heeft verklaard dat ‘het teveel is geworden allemaal’ en dat ‘het niet goed te praten valt’. Volgens de burgemeester blijkt uit deze opmerkingen van [wederpartij] dat er weldegelijk iets is voorgevallen. Uit de RiHG’s volgt onder meer dat het dreigen met geweld, het dreigen met doden, verwurging, zwaar fysiek geweld en het gebruik van ‘toevallige wapens’ (servies, asbak, keukenmes) als ‘sterk signaal’ is beoordeeld. Als de burgemeester niet zonder meer van deze informatie mag uitgaan, dan is hij niet goed in staat om de bevoegdheid uit artikel 2 van de Wth op een adequate manier toe te passen. De burgemeester moet kunnen ingrijpen voordat er strafrechtelijke feiten plaatsvinden, zo betoogde hij ook op de zitting.

Heeft de burgemeester procesbelang?

5.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 11 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4148, heeft de burgemeester belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep als de rechtbank een besluit heeft vernietigd en de rechtsgevolgen niet geheel in stand heeft gelaten, mede omdat de vernietiging gevolgen zou kunnen hebben voor vergelijkbare in de toekomst door hem te nemen besluiten. De burgemeester heeft dus belang bij het behandelen van zijn hoger beroep.

Heeft de rechtbank het besluit tot het opleggen van het huisverbod terecht vernietigd?

5.2.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3784, is het opleggen van een huisverbod een ingrijpend instrument waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van betrokkenen. De bevoegdheid daartoe is beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, althans ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voordoet voor de veiligheid van personen, zo volgt uit artikel 2 van de Wth. Gelet op de spoedeisende aard van een huisverbod is niet vereist dat de juistheid van de aan het huisverbod ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden onomstotelijk vaststaat. Voldoende is dat aannemelijk is dat die feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan en een ernstig en onmiddellijk gevaar dan wel een ernstig vermoeden van een dergelijk gevaar opleverden (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2906, onder 2.2).

5.3.    In dit geval heeft de burgemeester zijn beoordelingsruimte ingevuld  door in het incident op 7 oktober 2022 voldoende aanleiding te zien voor het opleggen van het huisverbod. De burgemeester heeft zijn besluit gebaseerd op de adviezen uit drie RiHG’s en een politierapport van de situatie ter plaatse. In deze adviezen staat dat de broer van achterblijfster op 7 oktober 2022 een melding heeft gedaan bij de politie van huiselijk geweld, dat de politie ter plaatse is geweest en [wederpartij] daar heeft aangehouden. Uit het politierapport van 7 oktober 2022 volgt dat achterblijfster aan de politie heeft verklaard dat [wederpartij] haar keel heeft dichtgeknepen en daarbij bedreigingen heeft geuit. In het RiHG, opgesteld door het CVD, van 7 oktober 2022 staat dat achterblijfster ook aan de politie heeft verklaard dat [wederpartij] haar polsen heeft vastgepakt en heeft gedreigd ze te breken. Ook zou hij haar met een mes hebben bedreigd. Naar aanleiding van dit incident zou achterblijfster dezelfde avond de huisartsenpost hebben bezocht. Daartegenover staan de verklaringen van [wederpartij], ook opgenomen in het RiHG van het CVD van 7 oktober 2022. Hieruit volgt dat er op 7 oktober 2022 ruzie is ontstaan en dat het hem teveel is geworden. Volgens [wederpartij] wordt hij al tien jaar door achterblijfster gemanipuleerd en gebruikt. [wederpartij] ontkent daarentegen dat er sprake was van mishandeling dan wel van bedreiging tegenover achterblijfster. Volgens [wederpartij] was er wel sprake van een discussie, waarbij beide partijen hun frustraties verbaal tegen elkaar hebben geuit.

5.4.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:778, heeft de burgemeester een onderzoeksplicht voor het opleggen van een huisverbod. Voor het vaststellen van het verloop van de gebeurtenissen mag niet alleen worden afgegaan op de verklaringen van achterblijfster. Enig onderzoek mag in ieder geval worden verwacht van de burgemeester in het geval er geen registraties of eerdere mutaties bekend zijn die een aanwijzing zijn voor eerdere problemen. In dit geval is daarvan niet gebleken. De verklaring van achterblijfster over het incident van 7 oktober 2022 wordt niet met dergelijke registraties of mutaties ondersteund. Dit betekent dat de burgemeester in dit geval nader onderzoek had moeten doen en niet enkel mocht afgaan op de verklaringen van aangeefster. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat de burgemeester uit deze, ten dele ook tegenstrijdige verklaringen ten onrechte heeft afgeleid dat de aanwezigheid van [wederpartij] in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van zijn huisgenoten, althans daarop ten onrechte een vermoeden daaromtrent heeft gebaseerd. Over het verloop van het incident op 7 oktober 2022 hebben [wederpartij] en achterblijfster immers uiteenlopende verklaringen afgelegd.

5.5.    Hoewel de burgemeester beoordelingsruimte heeft bij de beoordeling van het gevaar, heeft de burgemeester niet onderbouwd waarom hij in dit geval aan de verklaring van achterblijfster meer waarde hecht. Niet is bijvoorbeeld gebleken dat op enige wijze is vastgesteld dat zij letsel had overgehouden aan het incident, zoals bijvoorbeeld kan blijken uit een verklaring van een arts of een verpleegkundige. Het enkele feit dat achterblijfster een huisartsenpost heeft bezocht is in dit geval onvoldoende. Er is evenmin een nadere onderbouwing van gestelde eerdere voorvallen. Ook op de zitting heeft de burgemeester geen nadere bewijsstukken overgelegd of onderbouwing aangedragen die de verklaring van achterblijfster ondersteunen. Ook de adviezen en het politierapport geven op zichzelf geen dergelijke onderbouwing. Het standpunt van de burgemeester dat hij mag afgaan op de risico-kruisjes van de deskundigen gebaseerd op de verklaringen van betrokkenen, zonder enig aanvullend bewijs of blijk van eerdere registraties van huiselijk geweld, volgt de Afdeling niet. Vergelijk de eerder genoemde uitspraak van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:778, onder 5.3.

5.6.    Het opleggen van een huisverbod is een zeer ingrijpend instrument dat uitsluitend is bedoeld voor noodsituaties. De burgemeester moet zijn besluit daarom duidelijk en deugdelijk onderbouwen. Zoals hiervoor is overwogen, is dat in dit geval niet gebeurd. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat de burgemeester onbevoegd was om een tijdelijk huisverbod op te leggen.

5.7.    Het betoog van de burgemeester slaagt niet.

Conclusie

6.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

7.       De burgemeester moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.       veroordeelt de burgemeester van Schiedam tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van €1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.

w.g. Drop

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Bossmann

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2024

314-1101

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.