Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RVS:2025:2977

Raad van State
02-07-2025
02-07-2025
202202472/1/A3
Bestuursrecht
Hoger beroep

Bij besluit van 17 december 2019 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân aan Faunabeheereenheid Fryslân opdracht gegeven voor het uitvoeren van beheermaatregelen in het werkgebied van Faunabeheereenheid Fryslân. Bij besluit van 18 augustus 2020, heeft het college het door de vereniging daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het college heeft het bezwaar van de vereniging tegen dat besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat, naar het college stelt, de vereniging geen belanghebbende is, als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verenging wel belanghebbende is. Gelet op de statutaire doelstelling wordt zij door het besluit getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt, aldus de rechtbank.

Rechtspraak.nl
Module Ruimtelijke Ordening 2025/8779 met annotatie van M.G.O. de Lange
Sdu Nieuws Bestuursrecht 2025/171

Uitspraak

202202472/1/A3.
Datum uitspraak: 2 juli 2025

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van gedeputeerde staten van Fryslân,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 maart 2022 in zaak nr. 21/764 in het geding tussen:

Vereniging Nederlandse Melkveehouders Vakbond, gevestigd in Ingen, gemeente Buren (hierna: de vereniging)

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2019 heeft het college aan Faunabeheereenheid Fryslân opdracht gegeven voor het uitvoeren van beheermaatregelen in het werkgebied van Faunabeheereenheid Fryslân.

Bij besluit van 18 augustus 2020, heeft het college het door de vereniging daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij uitspraak van 1 maart 2022 heeft de rechtbank het door de vereniging daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 augustus 2020 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.

De vereniging heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een zienswijze ingediend.

Bij besluit van 11 juli 2023 heeft het college het bezwaar van de vereniging tegen het besluit van 17 december 2019 ongegrond verklaard.

De vereniging heeft tegen dat besluit gronden ingebracht.

Het college en de vereniging hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 20 mei 2025, waar het college, vertegenwoordigd door mr. L. Bos, advocaat in Groningen, en de vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Bij besluit van 17 december 2019 heeft het college aan Faunabeheereenheid Fryslân op grond van artikel 3.18, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (oud) opgedragen de volgende beheermaatregelen uit te voeren:

- beheermaatregelen, waaronder afschot, voor en op het ree, ten behoeve van de openbare veiligheid, waaronder de verkeersveiligheid, binnen het werkgebied van Faunabeheereenheid Fryslân, met uitzondering van Vlieland en Schiermonnikoog;

- beheermaatregelen, waaronder afschot, voor en op het ree, ter voorkoming en bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige reeën binnen het gehele werkgebied van Faunabeheereenheid Fryslân.

Het college heeft het bezwaar van de vereniging tegen dat besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat, naar het college stelt, de vereniging geen belanghebbende is, als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verenging wel belanghebbende is. Gelet op de statutaire doelstelling wordt zij door het besluit getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt, aldus de rechtbank.

Het incidenteel hoger beroep van de vereniging

2. De vereniging heeft bij brief van 22 december 2022 incidenteel hoger beroep ingesteld. Deze brief bevat echter geen gronden die zijn gericht tegen de uitspraak van de rechtbank, maar is een inhoudelijk verweer tegen het hoger beroep van het college. Er is dus geen sprake van een incidenteel hoger beroep waarop de Afdeling moet beslissen. De Afdeling zal de brief van 22 december 2022 aanmerken als een reactie op het hoger beroep en in die zin betrekken bij haar oordeel.

Het hoger beroep van het college

3. Het college betoogt dat de vereniging geen belanghebbende is bij het besluit van 17 december 2019. De statutaire doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van de vereniging zijn niet gericht op de algemene belangen van natuurbescherming maar op sociaal-economische belangen van melkveehouders. Daarnaast worden collectieve belangen waarvoor de vereniging blijkens haar statuten opkomt, niet geraakt door het besluit. Verder is niet aannemelijk dat de leden van de vereniging (de melkveehouders) individueel door het besluit worden geraakt, bijvoorbeeld door het ondervinden van schade, aldus het college.

3.1. Ingevolge de artikel 7:1, gelezen in samenhang met artikel 8:1 van de Awb, kan alleen een belanghebbende bezwaar maken tegen een besluit.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

3.2. Voor de vraag of de vereniging belanghebbende is, als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of zij krachtens haar statutaire doelstelling en blijkens haar feitelijke werkzaamheden een algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt, dat rechtstreeks bij het besluit van 17 december 2019 is betrokken. (Vergelijk de uitspraken van 15 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV5108 en ECLI:NL:RVS:2012:BV5109.)

Naar het oordeel van de Afdeling is dat niet het geval.

Het doel van de vereniging is volgens artikel 2.1. van de statuten: "het behartigen van de belangen van de melkveehouders, met name door het scheppen van gunstige voorwaarden voor:

- redelijke inkomens voor melkveehouders;

- sociaal aanvaardbare werkomstandigheden in de melkveehouderij;

- duurzame productiemethoden die voor melkveehouders en consumenten aanvaardbaar zijn."

Dit doel betreft het sociaal-economisch belang van de melkveehouders in het algemeen. Het besluit van 17 december 2019 strekt tot het uitvoeren van beheermaatregelen, waaronder afschot van reeën ten behoeve van de openbare veiligheid, waaronder de verkeersveiligheid, en ter voorkoming en bestrijding van onnodig dierenleed. De vereniging heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit besluit negatieve gevolgen heeft voor haar leden en evenmin dat haar collectieve belang door dit besluit rechtstreeks wordt geraakt. Dat de vereniging als gesprekspartner van de provincie dan wel via de Faunabeheereenheid Fryslân invloed tracht uit te oefenen op de besluitvorming van de provincie over faunabeheer, maakt niet dat sprake is van rechtstreekse betrokkenheid bij het besluit, gelet ook op het feit dat dit besluit niet is genomen met het oog op het voorkomen van schade aan gewassen of vee.

De conclusie is dat de vereniging geen belanghebbende is, als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.

Het betoog slaagt.

4. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de vereniging tegen het besluit van het 18 augustus 2020 ongegrond verklaren. Dit betekent dat dat besluit in stand blijft.

Het besluit van 11 juli 2023

5. Bij het besluit van 11 juli 2023 heeft het college, ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank, opnieuw op het bezwaar van de vereniging beslist en het bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is, gelet op de artikelen 6:24 en 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege onderwerp van dit geding. De vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt er toe dat aan dat besluit de grondslag is komen te ontvallen. Het besluit moet alleen al daarom worden vernietigd. Aan een bespreking van de gronden die de vereniging tegen het besluit heeft aangevoerd, komt de Afdeling niet toe.

6. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de aangevallen uitspraak;

III. verklaart het beroep bij de rechtbank van de Vereniging Nederlandse Melkveehouders Vakbond ongegrond;

IV. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 11 juli 2023, kenmerk 02131174.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. G.O. van Veldhuizen en mr. M.C Stoové, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.

w.g. Wissels
voorzitter

w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025

190

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.